Hallo allemaal!
Hopelijk gaat het goed met jullie en zijn jullie aan het genieten van deze zomer. Mochten jullie voetbal en het EK (Europees Kampioenschap) volgen is het misschien leuk om wat Nederlandse voetbal vocabulaire te leren deze week! Hieronder vind je een lijstje van een aantal veel voorkomende voetbalwoorden. Om deze stof goed tot je te nemen leer de Engels/ Nederlandse vertaling en doe je daarna de afrondende oefening en zet je die in een ‘reply’ op deze post :)
Succes!
-
‘Algemene termen’
Football (UK)/ soccer (US) = voetbal
European Championship = EK/ Europees Kampioenschap
Goal (a.k.a. point) = Goal/ doelpunt
Goal (a.k.a. contruction with a net) = doel
(Football) player – voetballer/ speler
Goal keeper = keeper
Ball = bal
Referee = scheidsrechter
Pitch = veld
Football team = elftal
‘Het spel’
Penalty =
strafschop
Kick off = aftrap
Foul = overtreding
Corner kick = hoekschop
Kick = schop
Tackle = tackle
Red card = rode kaart
Yellow card = gele kaart
Defense = verdediging
Attack = aanval
‘De uitslag’
Final = finale
Victory = overwinning
Winner = winnaar
Loser = verliezer
To win = winnen
To lose = verliezen
Won = gewonnen
Lost = verloren
Exercise
Fill in the translations of the English words in following
sentences:
1. Het (goal) van
Bergkamp zorgde voor de (victory).
2. De (goalkeeper) kon
de (ball) niet meer tegenhouden.
3. Na de (penalty) ging
het Engelse (team) door naar de (final).
4. De (referee) deelde
een (red card) uit na een (foul).
5. De (corner
kick) in de laatste minuut mocht niet baten, Feyenoord heeft
1-0 (lost).
Groetjes,
Marieke, OLS Community Manager